Dosis hepatitis B-vaccin dialyserende kinderen lastig te bepalen
Door Gerard Kok
Dialysepatiënten lopen meer risico slecht te reageren op hepatitis B-vaccinatie. Voor volwassenen kan dit goed ondervangen worden met een hogere dosering. Bij kinderen lijkt dit echter niet altijd even goed te helpen, zo blijkt uit recent Amerikaans onderzoek.
Hepatitis B is een ontsteking van de lever die wordt veroorzaakt door het hepatitis B-virus. Het kan acuut of chronisch zijn, en de chronische variant kan met de jaren leiden tot levercirrose. Het virus wordt overgedragen door geïnfecteerd bloed, als gevolg van bijvoorbeeld onbeschermd seksueel contact, bloedtransfusies, of hergebruik van naalden. De beste bescherming tegen hepatitis B is vaccinatie.
Hemodialysepatiënten lopen een verhoogd risico op hepatitis B. Een bijkomend probleem is dat zij als gevolg van een verslechterde nierfunctie, ook slechter reageren op vaccinatie. Daarom krijgen volwassen hemodialysepatiënten een hogere doses van het vaccin, wat goed blijkt te werken. De standaard dosering is 10 µg, de verhoogde dosis voor dialysepatiënten 40 µg.
Bij kinderen is het echter niet zo klip en klaar. Onderzoekers van de universiteit van Iowa (Verenigde Staten) onderzochten de vaccinaties van 170 dialyserende kinderen jonger dan 19 jaar, die tegen hepatitis B gevaccineerd werden. Uiteindelijk kon bij bijna 80% van de kinderen immuniteit tegen hepatitis B bereikt worden, maar de sterkte en het aantal doses om die immuniteit te bereiken verschilde van kind tot kind. Bij sommige kinderen was een dosis van 10µg voldoende, anderen hadden een serie van 40 µg doses nodig.
Er is dus helaas geen eenvoudige richtlijn op te stellen voor vaccinatie van jonge dialysepatiënten tegen hepatitis B. Regelmatig controleren en indien nodig bijvaccineren lijkt het beste.
Gepubliceerd: donderdag 16-03-2017
Bron: Clinical Journal of the ASN | Nog geen reacties
Hogere sterfte niertransplantatiepatiënten die maagzuurremmers gebruiken
Door Rosa Wouda - Een interview met arts-onderzoeker Rianne Douwes en nefroloog Stephan Bakker van het UMCG over hun onderzoek naar het verband tussen het gebruik van maagzuurremmers en sterfte na niertransplantatie.
Rianne heeft geneeskunde gestudeerd aan de universiteit van Groningen. Tijdens haar studie was ze lid van het Prometheus-Nierteam, waardoor haar interesse in wetenschappelijk onderzoek en transplantatiegeneeskunde groeide. Haar laatste coschap heeft ze gedaan op de afdeling maag-, darm- en leverziekten. Sinds ruim drie jaar werkt zij als arts-onderzoeker voor de TransplantLines studie; een grootschalig onderzoek, langlopend onder in het UMCG getransplanteerde patiënten, onder leiding van prof. dr. Bakker. Passend bij haar interesse in de transplantatiegeneeskunde, alsmede het maagdarmstelsel, doet zij nu onderzoek naar het gebruik van maagzuurremmers bij patiënten met een niertransplantatie.
Verfijndere behandeling ANCA-vasculitis stap dichterbij »
Van de Late Breaking Clinical Trials die tijdens het ERA-EDTA congres gepresenteerd zijn, hebben er twee betrekking op ANCA-vasculitis. Zowel met betrekking tot het terugdringen van een actieve aanval, als het voorkomen van een terugval is in Cambridge medicijnonderzoek gedaan dat een stap in de richting zet van meer op de patiënt afgestemde behandeling. Late Breaking Clinical Trials (LBCTs) zijn, zoals de naam al zegt, klinische studies, dus uitgevoerd onder patiënten.
Kunnen ouderen met minder medicatie toe? »
Ouderen die een nieuwe nier krijgen hebben veel minder vaak een afstoting dan jonge mensen. Als ze de eerste drie maanden na de transplantatie geen afstoting hebben gehad, dan is de kans ook klein dat dat nog gaat gebeuren. Dat ouderen minder vaak een afstoting hebben komt waarschijnlijk vooral doordat hun immuunsysteem minder goed werkt. Ouderen krijgen echter doorgaans wel dezelfde hoeveelheid medicatie als jongere mensen.
Reacties
Reageer op dit artikel